“Onder de orgelbouwers lopen een hoop beunhazen en boeven rond.”

Geschreven door: Tineke Neyman

Orgelbouwer Arp Schnitger is één van de personages die een rol spelen in ons project ‘Rondom Piccardt’. Vandaar dat wij als werkgroep geïnteresseerd zijn in alles wat met orgelbouw te maken heeft. Bij Mense Ruiter Orgelbouw weten ze dat. Vandaar dus dat orgelrestaurator Berend Veger mij onlangs de herdruk van de ‘Orgelprobe’ van de Duitse organist en muziektheoreticus Andreas Werckmeister (1645-1706) in handen drukte.

De ‘Orgelprobe’ is een handleiding voor keurmeesters. Zo’n keurmeester werd ingehuurd door kerken die een nieuw orgel hadden laten bouwen of die een orgel hadden laten renoveren. De keurmeester moest, als onafhankelijk deskundige, beoordelen of het nieuwe (of gerenoveerde) orgel deugdelijk gebouwd was en of het goed klonk.  In de meeste gevallen werd voor zo’n keuring een gerenommeerd organist ingehuurd. Iemand van wie verwacht mocht worden dat hij zowel de technische als de muzikale kwaliteiten van een orgel kon beoordelen.

Als we Werckmeisters tekst mogen geloven, is zo’n keuring geen overbodige luxe. Zijn tekst staat namelijk bol van op verontwaardigde toon beschreven voorbeelden van gesjoemel. Fouten die tijdens de bouw gemaakt waren, valse tonen… orgelbouwers hadden zo hun foefjes om die te verdoezelen. Ook waarschuwt Werckmeister voor orgelbouwers die door middel van onnodige reparaties of aanpassingen hun opdrachtgevers te veel geld uit de zak proberen te kloppen. Werckmeister is genadeloos in zijn oordeel:  behalve ‘brave lieden’ lopen er onder de orgelbouwers een hoop beunhazen  en boeven rond.

Orgelbouwer Arp Schnitger laat zich door die verdachtmakingen niet ontmoedigen. Hij had Werckmeister nogal hoog. Of hij probeerde bij hem in het gevlei te komen, dat kan natuurlijk ook. Hoe dan ook zij, Schnitger schreef een lofdicht op Werckmeister, dat opgenomen werd in het voorwoord van  één van de uitgaven van de ‘Orgelprobe’.

De ‘Orgelprobe’ was een populair handboek. In 1755 werd het door Jacob Wilhelm Lustig (1706-1796), de van origine Duitse organist van de Martinikerk, vertaald in het Nederlands onder de titel ‘Orgelproef’.

De ‘Orgelprobe’ is tot op de dag van vandaag een standaardwerk.  Met zijn beschrijvingen van de technieken, materialen, het binnenwerk en de werking van een 17e eeuws orgel is het een goudmijn voor orgelrestauratoren en -liefhebbers. Voor leken zoals ik zijn het vooral Werckmeisters vinnige woorden aan het adres van orgelbouwers en de smakelijke anecdotes over hun gesjoemel die het werk interessant maken.

Na het lezen van de ‘Orgelproef’ vraag ik me Intussen af wie er in de kerk van Harkstede destijds Arp Schitgers orgel ‘doorkropen is, zyne Kleêren bedorven heeft, stof ingeslokt heeft en met den Orgelmaaker in geduurige vyandschap geraakt is’. Mogelijk dat we dat tijdens één van onze uitvoeringen nog eens van Arp Schnitger zelf zullen vernemen.

 

Plaats een reactie